De mededelingsplicht van de verzekeringnemer ná indiening van de gezondheidsverklaring

De mededelingsplicht van de verzekeringnemer ná indiening van de gezondheidsverklaring

De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 22 september 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2477) meer duidelijkheid gegeven over de vraag hoe het zit met de mededelingsplicht van de verzekeringnemer in de fase tussen het aanvragen van de verzekering (inclusief het indienen van de gezondheidsverklaring) en de definitieve acceptatie van de verzekering door de verzekeraar.

De mededelingsplicht bij het afsluiten van de verzekering (art. 7:928 BW)

Bij het afsluiten van een persoonsverzekering, zoals een levens- of arbeidsongeschiktheidsverzekering, moet de verzekeringnemer vrijwel altijd een gezondheidsverklaring invullen. Op grond van die verklaring, soms aangevuld met een nader medisch onderzoek, bepaalt de verzekeraar of een verzekering kan worden aangeboden. Als uit het onderzoek blijkt, dat sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico, kan de verzekering geweigerd worden. Ook kan gekozen worden voor het uitsluiten van bepaalde risico’s of een premieverhoging.

Niet zelden ontstaat achteraf discussie over de vraag of de gezondheidsverklaring correct en volledig is ingevuld. Dat gebeurt meestal op een hoogst ongelukkig moment, namelijk nadat een schade op de polis gemeld is en er dus al problemen zijn ontstaan. Blijkt de verklaring niet zorgvuldig te zijn ingevuld, dan zijn de gevolgen groot. Te denken valt aan:

  • Het volledige of gedeeltelijke verval van het recht op uitkering;
  • Opzegging van de verzekering door de verzekeraar, soms zelfs met terugvordering van eerder gedane uitkeringen;
  • Opname van de verzekerde(n) in het interne Incidentenregister van de verzekeraar en – in  geval van opzettelijke misleiding – registratie van de verzekerde in het Externe  Verwijzingsregister (EVR) van de Stichting CIS (Centraal Informatie Systeem), waardoor het  afsluiten van nieuwe verzekeringen in hoge mate bemoeilijkt wordt.

Mede vanwege de grote gevolgen mag duidelijk zijn dat het van essentieel belang is, dat de gezondheidsverklaring correct en volledig wordt ingevuld, ook al loopt men daarmee het risico dat men de gewenste verzekering niet of niet zonder nadere voorwaarden kan krijgen.

De mededelingsplicht ná indiening van de gezondheidsverklaring

Maar hoe zit het nu met de mededelingsplicht nadat de verzekeringsaanvrage en de gezondheidsverklaring bij de verzekeraar zijn ingediend en de verzekeraar zich nog aan het beraden is over de acceptatie van het risico (de zogenaamde ‘tussenperiode’)?

Moeten gezondheidsklachten en andere medische ontwikkelingen in die tussenperiode- zoals een bezoek aan of doorverwijzing naar een medisch specialist –  wel of niet gemeld worden? En wat is de omvang van de mededelingsplicht in de ‘tussenperiode’?

Daarover laat de Hoge Raad zich uit in een arrest van 22 september 2017.

Hoge Raad 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2477

Feiten
De feiten in deze zaak aan de Hoge Raad werd voorgelegd, waren als volgt:

  • Eiseres vraagt met ingang van 1 augustus 2011 een overlijdensrisicoverzekering aan bij Reaal  op het leven van haar echtgenoot (bij diens overlijden zou eiseres € 150.000,– ontvangen);
  • Op 1 augustus 2011 wordt een ingevulde gezondheidsverklaring (vragenformulier) ingediend  bij Reaal;
  • Op 18 september 2011 accepteert Reaal het risico met terugwerkende kracht tot 1  augustus 2011;
  • Op 17 mei 2012 overlijdt de echtgenoot aan de gevolgen van slokdarmkanker, waarna eiseres aanspraak maakt op het verzekerde bedrag van € 150.000,–;
  • In het kader van de beoordeling van de claim, constateert Reaal dat de echtgenoot op 15  augustus 2011 zijn huisarts geraadpleegd heeft vanwege slikklachten en dat de huisarts hem toen heeft doorverwezen naar een specialist, die hem op 13 september 2011  onderzocht heeft. Beide consulten vonden plaats in de ‘tussenperiode’;
  • Op 29 september 2011 (dat was na de acceptatie) werd de diagnose slokdarmkanker gesteld;
  • Uit de door Reaal bij de huisarts opgevraagde informatie blijkt verder dat de echtgenoot al  een paar maanden voor het eerste consult van 15 augustus 2011 last had van slikklachten en  van gewichtsverlies;
  • Reaal is voorafgaande aan de acceptatie van de verzekering niet geïnformeerd over het  bezoek aan de huisarts van 15 augustus 2011 en het bezoek aan de specialist op 13  september 2011 en ook niet over het feit dat er al wat langer sprake was van slikklachten en  gewichtsverlies;
  • Reaal beroept zich op schending van de mededelingsplicht en weigert om tot uitkering over  te gaan. Volgens Reaal had de bezoeken aan de artsen in de ‘tussenperiode’ en de aanleiding  voor die bezoeken spontaan gemeld moeten worden.

In de door eiseres opgestarte procedure, stelt de rechtbank eiseres in het gelijk. In hoger beroep gaat het mis voor eiseres.

Hof
Het Hof stelt voorop dat de vragen in de gezondheidsverklaring duidelijk geformuleerd zijn en geen ruimte laten voor interpretatie. In de inleiding op de gezondheidsverklaring wordt aangegeven, dat alle klachten moeten worden vermeld, ook als daarvoor geen arts is bezocht. Vervolgens wordt specifiek gevraagd of de verzekerde ooit een huisarts, hulpverlener of arts heeft geraadpleegd in verband met aandoeningen, ziekten en/of gebreken (waaronder volgens de gezondheidsverklaring uitdrukkelijk ook ‘klachten’ vallen) aan onder andere slokdarm maag, darmen, lever, galblaas en alvleesklier. Die vraag heeft de verzekerde ontkennend beantwoord.

Verder wordt in de toelichting bij de gezondheidsverklaring uitleg gegeven over de mededelingsplicht, nadat de gezondheidsverklaring is ingediend bij de verzekeraar. De toelichting zegt daarover:
‘Er zit meestal enige tijd tussen het moment waarop u de gezondheidsverklaring invult en het moment waarop Reaal u laat weten uw aanvraagt te accepteren/weigeren. In die periode kan uw gezondheid veranderen (verbeteren of verslechteren). U moet die verandering doorgeven aan de geneeskundig adviseur van Reaal. Daarvoor zijn twee redenen………….Zodra Reaal u heeft laten weten dat u definitief bent geaccepteerd, vervalt uw plicht om veranderingen in uw gezondheidstoestand te melden’.

Volgens het Hof kan in het midden blijven of de reeds bestaande klachten (de eerdere slikklachten en het gewichtsverlies) niet al in de gezondheidsverklaring vermeld hadden moeten worden. Het Hof is van mening dat in ieder geval op of zeer kort na 15 augustus 2011 opgave gedaan had moeten worden aan Reaal van het bezoek aan de huisarts en aan de specialist. Daarbij verwijst het Hof naar de gezondheidsverklaring/het vragenformulier, waarin uitdrukkelijk wordt gewezen op de verplichting om tussentijdse wijzigingen in de gezondheidstoestand – waaronder de bezoeken aan de artsen in verband met slikklachten en gewichtsproblemen vielen – onmiddellijk door te geven aan Reaal. Door niet aan die verplichting te voldoen is Reaal wezenlijke informatie onthouden. De vordering tegen Reaal wordt alsnog afgewezen.

Hoge Raad
In cassatie wordt gesteld dat in de ’tussenperiode’ minder snel een mededelingsplicht aangenomen zou moeten worden, dan in het kader van het invullen van de gezondheidsverklaring/het vragenformulier. Meer in het bijzonder wordt gesteld dat  in die ’tussenperiode’ zwaardere eisen moeten worden gesteld aan het zogenaamde kenbaarheidsvereiste (= het vereiste dat de verzekeringnemer/verzekerde zich bewust moet zijn van het belang van bepaalde informatie voor de verzekeraar) dan bij het invullen van het de gezondheidsverklaring/het vragenformulier.

De Hoge Raad is het niet met eiseres eens en overweegt:
Als de verzekeraar in het vragenformulier uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat in de periode tussen het invullen van het vragenformulier en het accepteren van de verzekering mededeling dient te worden gedaan van wijziging in de relevante feiten of omstandigheden waarnaar in het formulier wordt gevraagd, dienen, bij de beantwoording van de vraag of de mededelingsplicht in die periode is nagekomen, geen zwaardere eisen te worden gesteld aan het kenbaarheidsvereiste ten aanzien van die feiten en omstandigheden dan bij het invullen van dat formulier. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verzekeringnemer of de aspirant-verzekerde moet begrijpen dat feiten waarnaar gevraagd wordt voor de verzekeraar van belang (kunnen) zijn bij zijn beslissing over het aangaan van de verzekering. Beslissend is dan ook hoe de verzekeringnemer of de aspirant-verzekerde de aanwijzing om mededeling te doen van gewijzigde feiten of omstandigheden onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze in de context van het gehele vragenformulier heeft behoren op te vatten……..’

Het voor Reaal gunstige oordeel van het Hof blijft in stand.

Conclusie

De verzekeringnemer of aspirant-verzekerde heeft óók een mededelingsplicht ter zake van  wijzigingen in zijn gezondheidstoestand, die optreden nadat het aanvraagformulier en de gezondheidsverklaring aan de verzekeraar ter beoordeling zijn toegestuurd, in ieder geval wanneer dit uitdrukkelijk vermeld wordt in (de toelichting bij) de gezondheidsverklaring.

De omvang van de mededelingsplicht in de zogenaamde ‘tussenperiode’ wordt bepaald door de inhoud van en toelichting op de gezondheidsverklaring. Met andere woorden, aan de ‘spontane’ mededelingsplicht in de ‘tussenperiode’ worden even zware eisen gesteld als aan de mededelingsplicht die men heeft bij het invullen van de gezondheidsverklaring, mits de verzekeraar hier in de gezondheidsverklaring of de toelichting daarop uitdrukkelijk op wijst.

De verzekeraar doet er goed aan aandacht te besteden aan de tekst van de gezondheidsverklaring en de toelichting daarop. Meer in het bijzonder zal daarin ook een voor de gemiddelde verzekeringnemer begrijpelijke uitleg gegeven moeten worden over de relevantie en de omvang van de mededelingsplicht in de zogenaamde ‘tussenperiode’. Gebeurt dat niet, dan is het de vraag of het voor de verzekeraar net zo positief afloopt als voor Reaal.