Een nieuwe kijk op whiplash?

Een nieuwe kijk op whiplash?

In de letselschadepraktijk is en blijft het whiplashletsel lastig te beoordelen. De gevolgen van een whiplashtrauma zijn meestal niet ‘objectiveerbaar’, maar toch hebben sommige slachtoffers er lang of zelfs blijvend last van. Zij voelen zich vaak niet serieus genomen, omdat hun verhaal niet geloofd wordt. Dat leidt niet zelden tot een ellenlang getouwtrek om de schade vergoed te krijgen.

Criterium voor whiplashtrauma’s

Veel verzekeraars nemen het standpunt in dat bij niet-objectiveerbare letsels, zoals een whiplash of mild hersenletsel, geen sprake kan zijn van langdurige klachten en beperkingen. Rechters denken daar veel genuanceerder en slachtoffer-vriendelijker over.
Lange tijd heerste de opvatting dat bij de afhandeling van whiplash-zaken het ‘De Greef/ZA-criterium’ (HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:2054) moest worden gehanteerd. Dit criterium houdt in dat getoetst wordt of de klachten van het slachtoffer reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Indien dat het geval is, wordt het bestaan van die klachten en in beginsel ook het causaal verband met het ongeval aangenomen, ook als het gaat om niet objectiveerbare klachten.

De laatste tijd lijkt het toetsingskader voor whiplashtrauma’s te verschuiven naar het zogenaamde ‘plausibiliteitscriterium’. Het klachtenpatroon van het slachtoffer moet, gelet op alle omstandigheden van het geval, plausibel zijn. Dit vergt niet alleen een medische, maar ook een juridische beoordeling. Regelmatig leidt de rechterlijke beoordeling van whiplashzaken ertoe dat, daar waar een arts niet erkent dat er (langdurig) letsel is ontstaan door het ongeval, de rechter daar heel anders over denkt.

Aan het plausibiliteitscriterium is volgens de huidige rechtspraak voldaan indien:
(a) aannemelijk is dat het ongeval tot dit soort gezondheidsklachten kan hebben geleid;
(b) sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon;
(c) een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt.

Beleidslijn Hof Arnhem-Leeuwarden

In een uitspraak van 20 februari 2018, heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden nogmaals benadrukt dat het Greef/ZA-criterium voor het Hof geen leidraad is (Hof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1661). Volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden is het plausibiliteitscriterium het enige doorslaggevende criterium voor de beoordeling van whiplashtrauma’s.

Het Hof voegt daar aan toe, dat indien voldaan is aan de plausibiliteitstoets, het feit dat wellicht sprake is van (enige) aggravatie (overdrijving) op zich niet betekent dat de klachten niet in aanmerking kunnen worden genomen. Dat is alleen anders, indien sprake is van een bewuste aggravatie, aldus het Hof.

Betekenis van de ‘nieuwe lijn’ Hof Arnhem
De belangenbehartiger van het slachtoffer doet er goed aan om indien de verzekeraar de whiplashklachten en het causaal verband in twijfel trekt, niet alleen in te gaan op het De Greef/ZA-criterium, maar ook aandacht te besteden aan de elementen van de plausibiliteitstoets.

Concreet:

  1. probeer zoveel mogelijk informatie te verzamelen over de impact van het ongeval;
  2. breng zorgvuldig in kaart welke behandelingen het slachtoffer heeft ondergaan en hoe het re-integratietraject verloopt en stuur zo nodig het medisch traject en het re- integratietraject bij;
  3. besteed – zeker als het gaat om een langdurig letsel – aandacht aan het functioneren van het slachtoffer vóór het ongeval en aan het medisch verleden.

En verder:

  • laat u niet afschrikken door het feit dat het geen objectiveerbaar letsel is;
  • blijf de vinger aan de pols houden, zodat discussies achteraf (onder andere over het medisch traject en het re-integratietraject) zoveel mogelijk voorkomen worden;
  • en weet dat aggravatie op zich niet perse tot afwijzing van de claim hoeft te leiden, in ieder geval niet volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden.